Voor een dagtrip is 10–25 liter meestal perfect. Je neemt wat water, snacks, een regenjasje en je essentials mee, zonder dat je met een te grote tas rondloopt. In de stad past een urban backpack het beste: een strakke, smalle rugzak die prettig is in het OV en winkels, vaak met een apart vak voor je laptop of tablet en handige ritsvakken voor spullen die je snel nodig hebt. Ga je juist de natuur in voor een dagwandeling, kies dan een daypack: lichtgewicht, comfortabel op de schouders en idealiter met een borstband zodat de tas stabiel blijft tijdens het lopen.

Voor een midweek of een actieve trip van 4–7 dagen kom je vaak uit op 40–55 liter. Dit is het moment waarop draagcomfort belangrijker wordt dan “nog een extra vakje”. De beste keuze is bijna altijd een trekkingrugzak. Dit type is gemaakt om langer te dragen en verdeelt het gewicht beter door een stevige heupband en vaak een (intern) frame. Vooral in heuvelachtig terrein, op onverharde paden of bij wisselvallig weer is dat een groot voordeel. Je draagt meer spullen, dus je wilt dat de tas niet trekt aan je schouders, maar comfortabel meebeweegt.

De omgeving bepaalt niet alleen wat je meeneemt, maar ook welke rugzak het prettigst draagt. In tropische gebieden kies je het liefst een lichte daypack of trekkingrugzak met een goed ventilerend rugpand, zodat je minder snel oververhit raakt. Handig zijn vakken voor water en zonnebrand en een regenhoes voor plotselinge buien. In koude gebieden heb je vaak meer en zwaardere spullen mee, dus werkt een trekkingrugzak met stevig frame en sterke heupband het best voor comfort en stabiliteit. In natte gebieden is bescherming key: ga voor een tas met regenhoes en goed afsluitbare vakken, en gebruik eventueel drybags binnenin om je kleding en slaapspullen droog te houden. Kortom: warm = licht en ventilatie, koud = draagcomfort en volume, nat = bescherming en slimme indeling.